Dit jaar ben ik Theoloog des Vaderlands en bezoek ik 10 enerverende plekken in onze cultuur. Boeiende mix: de Bunnik Side, hard core FC Utrecht-supporters, het Theater, een Laboratorium van Artificial Intelligence, de ambulante crisisdienst van een pyschiatrisch ziekenhuis, een CEO van een grote bank, een soup kitchen in de Bijlmer, een migrantenpastor, de marechaussee op Schiphol. Fascinerend jaar. Ik deel graag wat observaties met u.
Maar ik begin met een parabel. Een parabel uit de traditie van Tolkien en Lewis. Zij wisten: juist een vertelling, een sprookje, kan je helpen de werkelijkheid scherper te zien. Een parabel over ‘Een heilig lied’. Daar wil ik het hebben: over de kracht van heilige liederen. Is dat niet ook de roep uit de leegte: De roep om een heilig lied? Eerst de parabel.
Lang geleden was er een oud dorp, en in dat oude dorp stond in het midden een hut. In die hut vierde men op vrijdagavond altijd feest. Er werd een lied gezongen, een verhaal verteld of een dans gedanst. In dat oude dorp woonde een jongen die ervan droomde om zanger te worden. Elke vrijdagavond ging hij naar de hut, beklom het podium en zong. Er was één probleem. Hij kon niet zingen. Steeds weer probeerde hij het, hopend op de magie van het moment. Maar het was niet om aan te horen. Op den duur was het geduld op. Iemand stapte naar voren en zei: Sorry, jij kunt niet zingen. Dorpelingen kunnen duidelijk zijn. Het dorp gaf hem zelfs een naam: No-Song. Laten we zeggen: ‘GeenLied’.
De jongen droop ontgoocheld af, eindigde aan de rand van het dorp. Op vrijdagavond hoorde hij de anderen zingen, vertellen en dansen. Hij deed niet meer mee. Hij kookte, dat kon hij wel.
Op een vrijdagavond kookte hij zijn maaltijd. Diezelfde avond was er een vos die door het bos struinde. Het was een mysterieuze vos. Hij had iets om zich heen van a divine fox. Hij wist meer dan wij. Plotseling verscheen hij aan de jongen. Hij stond op zijn achterpoten, rookte een pijp en zei tegen hem: Hoeveel voor die maaltijd? De jongen, clever en zijn-kans-ruikend, zei: Wat krijg ik er voor terug? Okee, zei de vos, ik begrijp de kunst van de onderhandeling. Wat wil je? I want a big song, zei de jongen. Geef me een Groot Lied. Een lied zo groot dat als ik het zing, mannen aan God denken en vrouwen aan liefde.
Okee, zei de vos, maar wat jij wilt is een Heilig Lied. Ik heb dat, maar als ik je dat geef zijn er voorwaarden aan verbonden. Het lied is niet van jou, het is groter is dan jij. Er zit huiver in het lied. Dat ouden van dagen zingen erin mee. Je mag het daarom alleen zingen op grote momenten. Als een kind geboren wordt, als er getrouwd wordt of getreurd. Begrijp je dat?
De jongen knikte en knielde in de sneeuw voor de vos. Toen blies de vos, met een diepe, lange ademtocht in de borstkas van de jongen. Vwwwooeeeehhhh.
De jongen opende zijn ogen, de vos was weg, maar hij wist iets. Hij wist iets wat u en ik ook zouden weten als we het mee zouden maken: Ik heb het!
Hij rende op vrijdagavond het dorp in, naar de hut, ging naar binnen en begon te zingen. En exact wat de vos gezegd had, gebeurde. Er was iets heiligs in het lied. De mensen voelde in de diepste lagen van hun zijn, een magische kracht. Als hij zong, dachten de mannen aan God en de vrouwen herinnerden zich liefde. Hij kreeg een nieuwe naam. GrootLied. No-Song werd Big-Song. Ze maakten hem zelfs Zanger des Vaderlands. Dat is een gevaarlijke naam, als een mens iets groots wordt toegedicht, iets heiligs. Als een bard zong GrootLied zijn lied. Bij geboortes, bij liefdesvreugde en liefdesverdriet en bij de dood.
De tijd verstreek. GrootLied verhuisde van de marge naar het centrum. Hij werd populair. Toen gebeurde iets vreemds. Heel raar. Hij vergat waar het lied vandaan kwam. Hij vergat dat er voorwaarden gesteld waren aan het zingen van dat lied. Dat hij het niet zomaar kon zingen wanneer hij maar wilde en dat het lied niet van hemzelf was. Hij vergat het. Als hij in de pub was, weinig geld had en donkergele schuimende bier zag, begon hij het lied te neurieëen en de rest van de avond was er ruim bier. Als hij een vrouw zag en hij voelde dat liefdesmagie in de lucht zat, hoefde hij maar iets te zingen van het lied, en de avond verliep anders. Heel anders.
GrootLied werd GrootSpraak. Zijn lied werd al snel een ringtone. Op zijn eigen YouTube-channel kon je hem bewonderen. Je kon gele bandjes bestellen voor om je pols. Iedereen hield van hem en hij zelf ook, hij voelde magie van zichzelf.
Aan de rand van het bos keek de vos toe. Zo gaat dat dus. Zo gaat dat dus. Zo gaat dat dus, mompelde hij. In een nacht, toen GrootLied lag te slapen, kwam de vos bij hem binnen en hij nam hem het lied weer mee.
Prachtige parabel. Het gaat over een heilig lied dat groter en ouder is dan jij, waar je niet over mag heersen. En het gaat over hoogmoed en een lied dat je afgepakt kan worden. Soms denk ik: er zijn zoveel heilige liederen die toevertrouwd zijn aan mensen. Het heilige lied in de kerk, of heilige woorden in een familietraditie. Maar ook breder: een cultuur kan heilige ontdekkingen doen, over wetenschap, menselijkheid, sociaal-democratie. Grootse verhalen, heilige liederen. Maar die kun je dus ook verkwanselen. Je kunt arrogant worden. Je kunt denken dat het draait om jou, jouw talent, jouw intelligentie, jouw macht.
Heilige liederen. Terwijl ik de 10 plekken bezocht, dacht ik steeds vaker: dit zijn mythische plekken. Hier klinken ook heilige liederen. Hier is iets dat mensen bezielt, orientatie geeft, een gemeenschap, een liturgie. De muze in het theater, de bevlogenheid in De Tweede Kamer, de utopie van de technoiogie, de gezamenlijke vibe op de Bunnik Side, de allure van de ZuidAs, Schiphol en het reizen, de wetenschap, de gezondheid. Ze hebben mythische kracht. Is onze cultuur wel zo seculier? Wij mensen zijn in ieder geval vatbaar voor het mythische. Elke cultuur, zei de Britse mythologist Martin Shaw, heeft een ‘myth-shaped hole’. Net als ieder mens, snakt een cultuur naar een verheffend narratief. Wij kunnen niet leven zonder een bezielend verhaal, zonder heilig lied, dat de scheppende krachten in onze cultuur stimuleert.
En tegelijkertijd, valt mij op, vlak onder oppervlakte zit ontgoocheling. Het is niet niks als je beseft op hoeveel plekken in onze cultuur ontgoochelende ervaringen zijn. Sporters en hun doping en het exorbitante geld. Priesters en hun duistere begeerte. Celebrities en hun grensoverschrijdingen. De overheid en de verstikkende technocratische mechanismen. De techniek die geadoreerd wordt maar ook gevreesd, omdat ze zich tegen ons kan keren. Journalisten die streken flikken en mensen breken. Mensen die zomaar gecanceld worden, soms al door een gerucht. We zeggen seculier te zijn, maar kunnen niet zonder zondebokken. Het getouwtrek rond de cijfers van migratie. De bankencrisis en de blik achter de schermen van onbegrijpelijke, onaanvaardbare constructies. Het groeiend bewustzijn over de schade die onze levensstijl veroorzaakt en de duistere kanten van ons nationale verleden. Het is nogal wat aan deconstructie en deceptie en dat doet iets aan ons geestesleven. Er zijn heel wat heilige liederen geweest, die mensen hebben gebruikt voor hun eigen belang, hun macht, en die gekapseisd zijn. En de vos keek toe vanaf de rand van het bos, en dacht, toen hij mensen hun heilige lied zo zag misbruiken: zo gaat het dus, zo gaat het dus, en hij nam de inspiratie af.
Een vreemde tijd, zowel creativiteit en kunde, maar ook zelfgenoegzaamheid en daaronder een soort deceptie en cynisme. Ingewikkeld, link ook. Juist nu, in dit vacuum, zijn wij zeer raakbaar op die diepe, mythische laag in ons innerlijk. Matthew D’Ancona, journalist van The Guardian, schreef een reconstructie van de politieke en culturele dynamiek rond de Brexit. Hij zei: De Leave-campaigners mikten op een mythische laag in Britten. Taking Back Control, de autarkie van het eiland, de oude allure van Groot Brittanie, de migranten als bedreiging, dat mythische raakt Britten dieper dan allerlei economische prognose en bestuurlijke consequenties, en commons sense. Als je de mythische laag in mensen raakt, blijken rationele argumenten te verdampen. In een tijd van deceptie en cynisme, leegte, nestelen duistere mythes zich graag.
En dus, zei D’Ancona: Leer zo te spreken over jouw heilige lied, jouw geloof, in God, in democratie, zodat er een soort mythische gloed in je verhaal zit. Laat mensen de allure voelen van waar jij voor staat, dat dat een oud heilig lied is, waar de stem van eerdere geslachten in zit, waar liefde zit en geloof, en gezonde zelfkritiek en openheid, een lied dat de potentie heeft om mensen te verheffen, hun bewustzijn groter te maken. Een verhaal met een deur erin, als in Narnia, een deur waar je doorheen kunt zodat een grotere wereld zich opent.
Elke cultuur, zei de Britse mythologist Martin Shaw, heeft een ‘myth-shaped hole’. Net als ieder mens, snakt een cultuur naar een verheffend narratief. Wij kunnen niet leven zonder een bezielend verhaal. Als dat heilige lied verstomt, is er in het hart van een cultuur een leegte. Dan krijg je een battle of mythologies, waarin allerlei liederen die lege plek willen vullen.
Paul Scheffer zei recent: ‘Ik hoor al heel lang in Nederland dat wij een bezielend verhaal missen. Ik denk dan, begin daar dan eens mee’. En ik herken dat. Laten we vanmorgen eens dromen, de verbeelding de ruimte geven. Stel je nu eens voor, dat de grote tradities in ons land het beste uit hun mythos inzetten voor een gezamenlijke bezieling. De liberale traditie en hun krachtig verzet tegen alles wat absolute macht wil hebben. De sociaal-democraten en hun geschiedenis van lef en solidariteit, van vakbonden en bescherming tegen grote kapitaalkrachten. De christendemocratie en het belang van de gemeenschap, het weefsel dat onze samenleving is, de katholieke sociale traditie. Partijen geworteld in het getuigenis, in het appèl en het reveil. De volkspartijen en hun sensor naar gekrenktheid en resentiment. De stem van de moslimgemeenschap die een constructieve kracht in deze cultuur kan zijn, met veel hardwerkende mensen die vaak veel in hun leven doorstaan hebben. Het belang van de dieren, van ruimte en groen, van alles wat leeft. Het is toch niet zo moeiljk om te beseffen dat die tradities samen een bezielende mythos aan dit land kunnen geven, een heilig lied. Dat wij de grootmoedigheid leren van: Ik heb jou nodig. Ik wil niet zonder jouw traditie. Jij ziet dat scherper dan ik. Nietzsche zei dat als een cultuur haar mythos kwijt is, de scheppende krachten in die cultuur geen richting krijgen, die cultuur ook kan sterven of zich botsend destabiliseert.
We hebben tedere vertellers nodig, zei Olga Tokarczuk (in haar speech toen ze de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg in 2019). Vertellers die wereld beschrijven en laten zien als levendig, met elkaar verbonden, samenwerkend, wederzijds afhankelijk van iets. We horen vooral roestige, uitgebluste nartratieven. Opportunistische en harde stemmnen, maar we hebben nood aan nieuwe taal, nieuwe sprookjes, fantasie, tedere vertellers. Daar snakt een meerderheid van de mensen naar. Laten wij dat zijn. Via het heilige lied dat ons is toevertrouwd. Zou je de Evangelisten, hoe zij over Christus vertellen, niet een soort tedere vertellers kunnen noemen. Laten wij dat zijn, tedere vertellers. Mensen die weten dat ze maar jongens zijn die amper konden zingen, tot ze dat heilige lied ingeblazen kregen.
Kees van Ekris – Theoloog des Vaderlands