Introductie op het thema: Waarden, Waarheid en Identiteit
Wat bezielt het bestuur van het Prinsjesdagontbijt?!
Dat we het als maatschappelijk betrokken christenen een keer met elkaar willen hebben over waarden en over identiteit: OK. Daar is misschien ook wel aanleiding voor. Met die globalisering en die migratie en alles. En die vermaledijde islamisering niet te vergeten… Dan kan het nooit kwaad om elkaar nog eens te bevestigen in onze tradities, om onze gedeelde waarden nog eens te benoemen en samen nog eens staande het Wilhelmus te zingen.
Maar Waarheid… da’s andere koek. Want wat is waarheid? Wat moet je daar nou over zeggen? Bestaat er wel zoiets als ‘de waarheid’? En zo ja: kunnen we die dan kennen? Hebben we daar wel iets over te melden?
Ik kan me zomaar voorstellen dat deze vragen bij u boven zijn gekomen toen u het thema van dit jaar zag. Begrijpelijk! In ieder geval kwamen ze bij mij op.
Wat is waarheid….? De vraag stellen is bepaald nog niet hem beantwoorden. En misschien ligt daar wel het probleem: dat we ons er bij hebben neergelegd dat we het antwoord nooit zullen vinden. Heb ik het mis, of hebben we, in plaats van deze misschien wel allerdiepste, meest filosofische en aller-existentieelste vraag uit de geschiedenis van de mensheid te blijven stellen, het op een akkoordje gegooid met het geseculariseerde Verlichtingsdenken en een universele waarheidsethiek ingeruild voor een geprivatiseerde waarheidsidee, met als onvermijdelijk gevolg daarvan de principiële acceptatie van het moreel relativisme.
En zo gek is dat toch eigenlijk niet? Ik bedoel: je kunt het over heel wezenlijke zaken toch best oneens zijn en blijven? Uw rechtsstaat is de mijne niet. U heeft uw feiten, ik heb mijn alternatieve feiten. Uw werkelijkheid is de mijne niet. Uw waarheid is de mijne niet. Daar denken we nou eenmaal verschillend over. En het laatste wat we willen is de verdenking van morele hoogmoed en superioriteit op ons laden. We hebben de waarheid per slot van rekening niet in pacht, noch in onze achterzak. Tuurlijk niet…
En toch… toch is het wél gek. Eigenlijk onbestaanbaar. Letterlijk! Want àls ‘de Waarheid’ bestaat, is het dan niet zinledig om te stellen dat iedereen recht heeft op zijn eigen privé-versie ervan.
Ik bedoel: we leven allemaal op de zelfde aardbol. Daar hebben we allemaal zo onze beelden bij, een eigen beleving van, ook al doordat we allemaal maar beperkt zicht hebben op een stukje van die aarde. Maar het zou toch raar zijn als we daaruit zouden concluderen dat uw aarde de mijne niet is? Die aarde, als fysieke bodem van ons bestaan, is en blijft de zelfde, ongeacht uw en mijn wisselende kennis en beleving ervan.
Zou dat niet ook ongeveer zo gelden voor de Waarheid, als vaste grond van onze kennis, als substraat van onze waarden, onze ethiek, onze al dan niet religieuze levensbeschouwingen?
Dit is het beslissende punt waar de wegen van postmoderne, humanistische relativisten en premoderne gelovige universalisten uiteengaan: de ontkenning of erkenning van een objectieve en transcendente waarheid, als ankerpunt van goed en kwaad, van universele ethische normen en waarden.
Let wel: ik heb het over ethisch relativisme, niet over ethische pluraliteit. De verscheidenheid in levensbeschouwelijk-ethische opvattingen is een gegeven en met het oog daarop zijn tolerantie en geestelijke vrijheid als regulerende principes geboden. Maar pluraliteit gaat over in relativisme wanneer alle antwoorden die op de marktplaats van ideeën worden gegeven op de meest fundamentele levensvragen tot gelijkwaardige opties worden verklaard. Tolerantie verwordt dan tot onverschilligheid jegens de waarheidsvraag. If everyone’s ideas are okay, then no idea is right.
Het was Ed van Thijn die in 2000 in zijn Abel Herzberglezing stelde dat het moreel relativisme zich door zijn verwerping van een universele, normatieve morele orde kenmerkt door wisselvalligheid in morele oriëntatie en een onvermogen tot moreel leiderschap.
En daarmee zijn we terug bij het thema van onze nationale waarden en identiteit. Want als het moreel relativisme echt onhoudbaar is en er een universele waarheid bestaat, kunnen we dan uiteindelijk wel iets zinnigs of beslissends zeggen over waarden, traditie en identiteit als we de waarheidsvraag niet eerst of tenminste óók stellen.
Dat gaat dus beduidend verder dan de claim dat Nederland vanouds een christelijke natie is en dat nog steeds zou moeten zijn en dat we daarom moeten vasthouden aan gekoesterde blijken daarvan, zoals de aanhef van wetten of het randschrift op de 2-euromunt…
Wat is waarheid? 2000 jaar geleden stelde ook iemand die vraag: Pontius Pilatus. Alleen…. Hij stelde die vraag uitgerekend aan iemand die niet schroomde om te spreken en getuigen van ‘de waarheid’. Sterker: die claimde dat Hij de Waarheid zelf was. Als dat waar is… Dan is de waarheid niet privé, subjectief of persoonlijk, maar een Persoon!
Wat bezielt ons om het over de Waarheid te hebben? Laat ik die vraag voor mezelf mogen beantwoorden (als u dat als een persoonlijk getuigenis beschouwt heb ik daar geen bezwaar tegen): wat mij bezielt is de liefde voor De Waarheid in hoogst eigen persoon, voor degene die de Weg, de Waarheid en het Leven is, Jezus Christus, die mij eerst heeft liefgehad en die ons in de waarheid wil leiden. Díe Waarheid heb ik niet in pacht; integendeel: ik weet mij eigendom van Hem! En vanuit die geruststellende wetenschap wil ik mij bezighouden met filosofische en wetenschappelijke vragen, met waarden en identiteit, met mijn politieke of maatschappelijke verantwoordelijkheden. Vanuit het perspectief van Psalm 36:10: In zijn licht zien wij het licht. Wow!!