Geachte aanwezigen,

Wij bevinden ons deze ochtend op een plek met een rijke geschiedenis, in een oud gebouw, vernoemd naar een vereniging met zeer oude papieren. In 1782 is de Sociëteit De Witte opgericht. Een vereniging met als doel “het bevorderen van het onderling verkeer harer leden en de beoefening door haar leden van de letterkunde, de schone kunsten, geschiedkunde en andere wetenschappen.“ Echter, juist deze wetenschappen staan de laatste decennia in ons land onder druk. Staan de geesteswetenschappen in het algemeen onder druk, van mijn eigen vakgebied, de theologie, geldt dat in het bijzonder. De theologie is immers de meest zotte academische discipline. Haar onderzoeksobject is inherent onbewijsbaar. Ironisch genoeg staat theologie al onder kritiek sinds de dagen van de oprichting van deze Sociëteit, wat ongeveer overeenkomt met het begin van de moderne tijd in de Lage landen. Tegen de achtergrond van dit historische decor zal ik deze ochtend met kracht de volgende stelling bepleiten: politiek, samenleving en universiteit hebben theologie en de bestudering van religie dringend nodig.

Als Theoloog des Vaderlands ben ik dit jaar ambassadeur voor theologie in Nederland. Deze rol sluit naadloos aan bij mijn functie als vice-decaan van de Faculteit Religie en Theologie aan de Vrije Universiteit en als hoogleraar theologie en religie in post-traumatische samenlevingen. Maar deze drie posities als ambassadeur van theologie en als academisch bewaker van deze discipline zijn nauw verbonden met mijn persoonlijk leven. Sinds het begin van de oorlog van Rusland in Oekraïne draag ik zorg voor 20 familieleden van mijn man, van wie er 8 bij ons in huis verblijven. Deze ochtend neem ik u mee op mijn missie en belicht ik waarom theologie juist in een steeds complexer wordende wereld een belangrijke discipline is.

Ik illustreer dit met een blik op de oorlog in Oekraïne, waar de rol van religie in de huidige geopolitiek helder naar voren komt. De hele geschiedenis van de religieuze heropleving in post-Sovjetlanden laat ik voor dit moment rusten. Ik noem slechts drie aspecten: (1) In Rusland is nooit een maatschappelijke beweging van diepgaande en systematische reflectie op het Sovjetverleden ontstaan. Het verleden is onverwerkt en wordt herschreven voor de huidige ideologische doeleinden. (2) Rusland heeft zich nooit van zijn verleden (de USSR) gedistantieerd, en de institutionele nazaten van de “daders” – de veiligheidsdiensten/FSB – zijn nog steeds aan de macht. (3) Veel van wat er nu gebeurt is het gevolg van de onverwerkte traumatische verledens van post-Sovjetlanden, met name Rusland. Sinds het begin van de huidige oorlog hebben veel wetenschappers en journalisten gewezen op de continuïteit tussen de Sovjet-ideologie en de huidige ideologie van het Kremlin en de Russisch-Orthodoxe Kerk (Moskous Patriarchaat). Inzicht in de sociaal-politieke rol van het onverwerkte Sovjetverleden en zijn ideologische grondslagen is cruciaal, en een van de kerntaken voor toekomstig interdisciplinair onderzoek. Het totale falen van een ook maar enigszins samenhangende ideologie van staat en kerk in de huidige oorlog staat in schril contrast met de geperfectioneerde ideologie van de Sovjets. Dit is bijvoorbeeld duidelijk wanneer we kijken naar termen zoals “denazificatie”, “demilitarisatie” en “desatanisatie”, die door Kremlin politieke technologen zijn gebruikt om de oorlog in Oekraïne te rechtvaardigen.

De overeenkomst tussen de twee ideologieën is dat het huidige Kremlin politieke technologieën uit de Sovjetideologie – zoals patriottisme, propaganda, substitutie en mythevorming – hergebruikt en aanpast aan de hedendaagse politieke situatie. Dit zien we terug in het recente discours over mobilisatie en bewapening. Deze trend begon al toen Poetin aan de macht kwam. Deze politieke technologieën blijven invloed uitoefenen op de samenleving en vormen de publieke opinie over zowel verleden als heden. Ze kennen concepten als natie, staat en kerk een “heilige” status toe. In het huidige Rusland zijn deze politieke technologieën zelf de nieuwe ideologie geworden.
Zowel de staat als de kerk gebruikt religie om de oorlog aan te wakkeren. Religie fungeert als een ideologisch middel, in een top-down trend die een collega-theoloog “poetinisatie” noemt: het politieke gebruik van de Oosters-orthodoxe traditie. Analisten hebben opgemerkt dat in veel van patriarch Kirills recente preken Jezus Christus ontbreekt. Christus wordt vervangen door de sacraliteit van de staat, de militaire strijdkrachten en de kerk. Er is een overeenkomst tussen deze substitutie van Christus door patriottisme en de substitutie die de Sovjet-ideologie zo krachtig maakte. Transcendente kenmerken worden toegeschreven aan aardse fenomenen, zoals destijds aan de partij en de communistische leiders Lenin en later Stalin. In deze vermenging van theologie en ideologie kan patriarch Kirill vergeving van zonden beloven aan elke Russische soldaat die sterft in Oekraïne. Hier zien we de minachting voor het menselijk leven als voortzetting van de Sovjet-ideologie.

Maar hoe verschilt religie van ideologie?

In de huidige situatie is het niet moeilijk om politiek correcte uitspraken te doen of talloze voorbeelden te geven van de vermenging van ideologie en religie. Maar de vraag die mij hier bezighoudt is lastiger: hoe kunnen we religie onderscheiden van de huidige politieke ideologieën zonder “religie” opnieuw te definiëren in niet-religieuze – en dat betekent in het slechtste geval ideologische – termen? Met andere woorden, hoe verschilt religie van ideologie? Daar is ook vergelijkend onderzoek voor nodig. Je kunt de tendens in het huidige Rusland niet los zien van vergelijkbare vormen van religieuze ideologisering door conservatieve groeperingen wereldwijd en van de identificatie van naties als dragers van “traditionele waarden”, van de Verenigde Staten tot Europa tot Afghanistan. De verleiding is groot om in het debat over het ideologisch misbruik van religie uitsluitend naar Rusland te kijken, maar dat zou een ernstige vergissing zijn. Het sacraliseren van de natie is een fenomeen dat niet uniek is voor Rusland. Ook elders in de wereld gebruiken landen soortgelijke mechanismen om nationale eenheid en patriottisme te versterken, vaak door middel van propaganda, mythevorming, herschrijving van geschiedenis en andere politieke technologieën.

Het onderscheiden van theologie en religie van diverse ideologieën, zoals nationalistische of patriottische, is vandaag de dag zeer complex geworden, mede vanwege de vele crises waarmee we worden geconfronteerd, zoals de klimaatcrisis, COVID en talrijke nieuwe conflicten. Daarnaast zien we een opkomst van ingewikkelde technologieën, van AI tot geavanceerde wapensystemen, die enkel beheerst kunnen worden na intensieve training. Tegelijkertijd verschuiven ook de geopolitieke machtsverhoudingen. Het is opmerkelijk dat, te midden van deze toenemende complexiteit, politiek en media vaak voor een ongenuanceerde of versimpelde weergave van de wereld lijken te kiezen. Ik mis bijvoorbeeld sinds zijn aantreden als president een serieuze psychologische analyse van Poetin. Er komt een KGB‘er aan de macht, een klein mannetje met duidelijk een minderwaardigheidscomplex, en niemand die bedenkt dat je zo iemand niet moet kleineren? Wat ik nu schets is een beeld, een cliché. En dan van een soort dat media en politiek van de laatste jaren is gaan domineren. Desondanks streeft men in de politiek naar een genuanceerd beeld. Hoe komt het dan dat we niet veel verder komen dan een cliché? Door in dit soort beelden te blijven denken, missen we immers onderliggende verbanden. Ironisch genoeg suggereren de vele huidige complottheorieën dat mensen eigenlijk op zoek zijn naar een meer genuanceerde duiding van de wereld. Mede door de huidige politieke besluitvorming, zowel nationaal als binnen de EU, grijpen mensen die duidelijkheid zoeken in complexe zaken naar ongefundeerde verklaringen en alternatieve interpretaties.

Ik heb het al gehad over de instrumentalisering van religie in identiteitspolitiek. Politieke en sociale bewegingen gebruiken vaak religieuze symbolen, retoriek en tradities om hun ideologieën te versterken en legitimeren, ook via de media. Dit leidt tot een vertekend beeld van wat een religie daadwerkelijk leert of propageert. Terwijl ideologische discoursen versimpelen, wordt de wereld complexer. Een andere reden waarom het moeilijk is om religie van ideologie te onderscheiden is de globalisering en vermenging van culturen. Door globalisering komen mensen uit verschillende religieuze en culturele achtergronden dichter bij elkaar, wat kan leiden tot een samengaan, maar soms ook tot vervorming van religieuze overtuigingen en praktijken. Er kunnen veel meer factoren worden aangevoerd.
Het is cruciaal om al dit soort factoren en tendensen in hun onderlinge samenhang te begrijpen, anders blijven de risico‘s op niet-wetenschappelijk onderbouwde verklaringen, maar ook op politiek onjuiste beslissingen toenemen. Weer bezuinigen op wetenschappelijk onderzoek zou deze trend alleen maar versterken. Om de complexiteit te kunnen doorgronden, simplistische vertogen te nuanceren en juiste (geo)politieke beslissingen te nemen, is het hoog tijd om sterker de kennis van experts in geopolitiek en politiek, economie, religie en ideologie en andere relevante disciplines mee te nemen in besluitvorming. Wetenschappelijke expertise, maatschappelijk engagement, dialoog en activisme dienen hand in hand te gaan, ondersteund door solide infrastructuren en passende financiering.

Maar het punt dat ik vandaag wil maken is dat het, om religie en ideologie van elkaar te kunnen onderscheiden, ook essentieel is om theologie en religie vanuit een intern perspectief te begrijpen. De westerse wereld, inclusief politici, journalisten en media-experts, heeft grotendeels de invloed van religie op de Kremlin-ideologie over het hoofd gezien, wat heeft geleid tot ernstige misvattingen. Het opleggen van een Westers, geseculariseerd perspectief – wat de filosoof Charles Taylor een “imaginary” noemt – op samenlevingen met andere wereldbeelden, in dit geval op de post-Sovjetlanden, is – neem het mij niet kwalijk – niet enkel kortzichtig en provinciaals, maar ook geopolitiek riskant. Veel te sterk is het Westen ervan uitgegaan dat religie “passé” was. Men heeft over het hoofd gezien dat secularisatie bepaald geen eenduidig wereldwijd fenomeen is en dat religie elders in de wereld een factor van enorm belang blijft.
Charles Taylor spreekt over het “immanente kader” van de moderniteit, het idee dat er niet meer is dan het hier en nu, dat alles wordt bepaald door deze aardse realiteit. Dit begrip kan hier goed worden toegepast: kerk en staat in Rusland verkopen hun immanente kader als een transcendent kader (door bijvoorbeeld het hiernamaals aan te halen). Zo wordt religie steeds verder geïdeologiseerd, en ontstaat er een vicieuze cirkel. De substitutie van het transcendente kader door een immanent kader houdt ook in dat historische feiten worden verdraaid en theologische concepten zoals verantwoordelijkheid en schuld in de huidige oorlog worden uitgehold. Zo blijft het onverwerkte verleden mede een oorzaak van de oorlog.
De mechanismen die worden ingezet om het transcendente kader als ideologie te doen fungeren, verschillen op macro-, meso- en microniveau. Toekomstig interdisciplinair onderzoek moet uitwijzen hoe deze niveaus elkaar beïnvloeden en hoe ze precies werken om massa’s te mobiliseren.

Wat ook tot de kernvragen behoort om de plaats van religie in de moderne samenleving en universiteit te bepalen is de vraag: hoe religie en theologie enerzijds en academische seculiere kennis en argumentatie anderzijds zich tot elkaar verhouden. Waar liggen de grenzen en hoe kunnen ze samenkomen? Ik heb mij in een artikel met collega Frank Bestebreurtje in deze vraag verdiept. Methodologisch gezien onderscheid ik twee benaderingswijzen: enerzijds het “transcendente kader” van theologie, dat de realiteit van religie definieert met verwijzing naar transcendentie, en anderzijds het “immanente kader” van godsdienstwetenschappen en seculiere bestudering van religie, dat de realiteit van religie definieert met verwijzing naar het empirische of immanente aspect van religie en religieuze praktijken. Terwijl in het eerste geval het transcendentiebegrip binnen een religieuze stroming of traditie zelf wordt ingevuld (intern), wordt in het tweede geval transcendentie praktisch buiten beschouwing wordt gelaten of zoals het heet “tussen haakjes” gezet. Het is vanuit deze tweede benadering dat theologie als discipline steeds onder vuur komt te liggen in de academische wereld, zoals ik al zei eigenlijk sinds eind 18e eeuw. Voor een vruchtbare dialoog tussen beide benaderingen is een heldere methodologie essentieel.

Ik heb betoogd dat het kruispunt van beide benaderingen niets minder is dan de “realiteit van religie”, of de status van het transcendente. Een manier om het onkenbare van het transcendente te respecteren, is door methodologisch agnosticisme. Deze benadering erkent de ontoereikendheid van taal en verbeelding, of welke menselijke activiteit dan ook in het algemeen om het transcendente te kennen. We zijn het er tegenwoordig vanuit alle academische disciplines over eens dat de mens het raadsel van het leven niet in zijn greep heeft. Het methodologisch agnosticisme als benadering bij bestudering van religie houdt in dat we, wanneer we proberen te spreken over of te handelen in relatie tot het goddelijke of het transcendente, erkennen dat onze menselijke methoden en begrippen beperkt en ontoereikend zijn, en het hierbij laten. Dat is een passieve benadering. Ik stel voor om een stap verder te gaan dan methodologisch agnosticisme en een wat ik methodologisch apofatisme noem te hanteren. De theologische apofatische methode, die uitgaat van een premisse van niet-weten en de grenzen van menselijke kennis, wordt in ons model actief ingezet als een heuristisch hulpmiddel. In tegenstelling tot de eenvoudige acceptatie van “niet-weten” in het agnosticisme, benut de apofatische methode dit niet-weten juist als katalysator voor dieper inzicht. Kort gezegd betekent dit dat in deze benadering de beperkingen van taal en ervaring niet als obstakels worden gezien, maar als middelen voor reflectie en interdisciplinair onderzoek. Zodoende worden de grenzen van onze kennis erkend én wordt de dialoog tussen beide benaderingen inzake de status van transcendentie gestimuleerd.

Seculiere academische benaderingen die het transcendente buiten beschouwing laten, het “tussen haakjes” zetten, doen daarmee paradoxaal genoeg afbreuk aan hun eigen doelstellingen. Ze reduceren het raadsel van het leven tot het aardse en negeren daarbij de existentiële basis van geloof: de realiteit van transcendentie. Een dergelijke reductie is vatbaar voor misbruik, zoals bijvoorbeeld in de huidige Kremlinideologie te zien is. Door de realiteit van transcendentie te negeren, gaan veel seculiere studies tegen hun eigen uitgangspunt in. Hun premisse is immers religie te willen bestuderen met respect voor de geloofsbeleving van gelovigen. Dit geldt ook (of juist) voor onderzoeksvelden die sinds enkele generaties de studie van religie willen bevrijden van wat als een Westers-christelijk of neokoloniaal paradigma wordt gezien; denk bijvoorbeeld aan het baanbrekende werk van Talal Asad voor de bestudering van de islam en de “antropologie van het seculiere”. Om de valkuil te vermijden dat één religieus paradigma aan andere wordt opgelegd, dient de inhoudelijke invulling van het begrip transcendentie te worden overgelaten aan het eigen binnenperspectief van elke afzonderlijke religieuze traditie.
Daarom is het, naast het buitenperspectief van de godsdienstwetenschappen, ook cruciaal om met verstand van zaken en met gedetailleerde, zorgvuldige benadering, kortom met een ambachtelijke theologie, van binnenuit te ontdekken welke antistoffen een religie in zich draagt om tot een zelfreiniging te komen na een periode van trauma en oorlog. (Dit is zowel een theologische als een wetenschappelijke c.q. methodologische imperatief.) Zo is er een onontgonnen potentiaal binnen de orthodoxe theologie zelf dat precies kan helpen om de kritische functie van theologie in te zetten.

Bovendien, wanneer men vanuit een seculier perspectief het transcendente of goddelijke negeert of bagatelliseert, is dit in feite een gebrek aan respect voor gelovigen. Het is in strijd met de fundamentele principes van wetenschap en politiek die opereren vanuit democratische waarden en de rechtsstaat. Niet in de laatste plaats omdat je dan een soortgelijke categoriefout maakt als de huidige Kremlin-ideologie: je bekijkt alles vanuit het immanente kader en gooit het kind met het doopwater weg.

Ik zou tot slot, als voorbeeld van het kritisch potentiaal in de orthodoxe theologie, kort willen ingaan op het specifiek orthodoxe besef van de eenheid van de schepping. In de Orthodoxie bestaat een sterk besef dat God alle menselijke concepten en alle menselijk begrip te boven gaat. Ware kennis van God of van Gods wezen kan niet op een intellectuele manier, noch door empirische waarneming of ervaring worden verworven. De Orthodoxe theologie is daarom zeer terughoudend in het formuleren van positieve uitspraken zowel Gods wezen als over de goddelijke aanwezigheid in de wereld. Uit het fundamentele inzicht dat God absoluut transcendent is, leidt de reeds boven genoemde apofatische benadering af dat men alleen in negatieve termen over God kan spreken, bijvoorbeeld “onkenbaar”, “oneindig”, “onbegrijpelijk”, “onfeilbaar”, “non-existentie”, enz. Juist vanuit dit “negatieve” begrip trachten theologen een “positieve” basis te leggen voor een bevestigende of zogeheten catafatische theologie. Het is door deze wisselwerking met apofatische inzichten dat de catafatische theologie vorm heeft gekregen in kerkelijk, dogmatisch en doctrinair taalgebruik.

Tegelijkertijd is God, zoals de orthodoxe liturgie het samenvat, “overal aanwezig en vult alle dingen”. Dit specifieke besef van Gods alomtegenwoordigheid biedt naar mijn inzicht de eigenlijke antistof tegen de instrumentalisering en het misbruik van religie.
Wie gelooft dat het goddelijke de schepping doordringt, gelooft immers ook dat elk aspect van de schepping – of het nu gaat om mensen, dieren, natuur of materiële zaken – inherent respect verdient. Dit respect is niet gebaseerd op utilitaire of instrumentele waarde, maar op de intrinsieke heiligheid van elk wezen of ding. Deze opvatting vooronderstelt een waardensysteem waarin dingen en wezens niet worden gewaardeerd om hun economische, politieke of sociale waarde, maar om hun inherente goddelijke waarde. Dat besef verbiedt het gebruik van religie voor wereldse doeleinden.

Als ethiek wordt verankerd in het wezenlijke zijn van de dingen, wordt het een onlosmakelijk onderdeel van het begrip van de wereld. Dit betekent dat ethisch handelen niet slechts een keuze of een verplichting is, maar een natuurlijke uitdrukking van het erkennen van het goddelijke in alles. De erkenning van het goddelijke in alles staat haaks op instrumentalisering van religie. Men kan niet tegelijkertijd geloven dat iets goddelijk is en het tegelijkertijd reduceren tot een middel voor een bepaald doel. Dit refereert aan Kants ethische categorische imperatief, waarbij individuen als doelen op zichzelf worden beschouwd en niet slechts als middelen tot een doel. Ik zou Kants imperatief een diepere grond willen geven, existentieel en ontologisch, dat wil zeggen, in het wezenlijke zijn van de dingen. Als je gelooft dat iets of iemand een inherente, goddelijke waarde heeft, kun je datgene of diegene niet tegelijkertijd gebruiken voor een extern doel zonder deze waarde te compromitteren.

Een uitdrukking van deze holistische wereldvisie is te vinden in het werk van de grote Russische schrijver Fjodor Dostojevski, met name in de leer van starets Zosima uit De broers Karamazov: “Alles is als een oceaan, alles stroomt en is met elkaar verbonden; wat je op de ene plaats aanraakt, dat weerklinkt aan het andere eind van de wereld.” Deze visie van verbondenheid van alles met alles ligt ten grondslag aan Zosima”s besef dat “ieder van ons schuldig is in alles tegenover iedereen, en ik het meest van al” en aan zijn oproep tot concrete daden van wat hij “actieve liefde” noemt. Hier komt ethiek (verantwoordelijkheid en schuld) voort uit het wezenlijke zijn van de dingen (ontologie).

Deze visie ondermijnt pogingen om religie te fragmenteren of te reduceren tot specifieke doctrines die kunnen worden gemanipuleerd voor politieke of sociale doeleinden. Een individu, ik, kan de huidige oorlog niet doen stoppen, maar ik kan wel kleine daden van actieve liefde verrichten.

Samenvattend. In de historische setting van Sociëteit De Witte dacht ik vanochtend na over de unieke positie van theologie als academische discipline. Het is duidelijk dat religie een prominente rol speelt in hedendaagse geopolitieke crises, met name in de huidige oorlog van Rusland in Oekraïne illustreert, waar theologie wordt misbruikt voor geopolitieke doeleinden.

De vermenging van ideologie en religie in huidige Kremlins politieke technologieën benadrukt het belang van een genuanceerd begrip van religie. Het is niet alleen essentieel om religie van ideologie te onderscheiden van buiten uit, maar ook om theologie te begrijpen vanuit een intern perspectief. Mijn stelling was dat elke religieuze traditie een tegengif verbergt dat tot zelfreiniging kan leiden. De huidige conflicten, waarin religieuze overtuigingen worden vervormd en gebruikt als wapens, benadrukken het belang van een onafhankelijke theologie. Binnen de Oosters Orthodoxe traditie zien we het potentieel van theologie om een kritisch licht te werpen op hedendaagse kwesties. De orthodoxe notie van de eenheid van de schepping en Gods alomtegenwoordigheid biedt een tegengif tegen het instrumentaliseren van religie voor politieke doeleinden.

De Orthodoxe theologie, met haar overtuiging van de eenheid van de schepping en het begrip van God’s alomtegenwoordigheid, biedt een waardevol kader. Deze theologie beschouwt de wereld als doordrongen van het goddelijke. In dit wereldbeeld is het goddelijke zowel transcendent als immanent is; verheven en onkenbaar, maar tegelijkertijd diep verweven met onze alledaagse realiteit. Deze visie biedt een krachtig antistof tegen het misbruik van religie voor politieke doeleinden; precies de antistof die doorgaans ontbreekt in het hedendaagse theologische gedachtegoed in Rusland (en, vaak minder apert, in andere post-Sovjetlanden). Om dit soort antistoffen te ontdekken om vervolgens de mentaliteiten te helpen veranderen, zoals Theologie na Auschwitz dit in post-Nazi Duitsland is gelukt, moet theologie in haar waarde worden gelaten en theologen hun ambacht kunnen doen.

Concluderend, in een wereld waar religieuze overtuigingen soms worden gemanipuleerd voor politieke doeleinden, is het van cruciaal belang dat we de zelfstandigheid van theologie als academisch ambacht verdedigen en koesteren. We moeten de ware essentie van geloof beschermen en de onafhankelijke studie ervan waarborgen.

Dames en heren, ik heb hiermee mijn stelling bewezen: politiek, samenleving en universiteit hebben theologie en de bestudering van religie dringend nodig.