Vragen om moeilijkheden – Grenzen en grenzen doorbreken in politiek en beleid – in het licht van het evangelie.

Jezus – erg tactisch was-t-ie niet. Krijgt Hij het woord in de synagoge van Nazaret, de stad waar zijn familie woont, strijkt Hij ze onmiddellijk tegen de haren in. De evangelist Lucas (4,16-30) vertelt hoe iedereen aanvankelijk nog op zijn hand is als Hij zegt: die bevrijding waar de profeet Jesaja over spreekt, het goede nieuws voor armen, vrijheid van gevangenschap en onderdrukking, het licht in de ogen van blinden, dat wordt nu gerealiseerd. Jeetje, zeggen de mensen, onze Jeetje! Knap hè, waar haalt Hij het vandaan? Eindelijk iemand waarvan wij kunnen hopen dat hij de wereld eens gaat zeggen waar het op staat. Maar het lijkt wel alsof Jezus hun bewondering niet wil. Dat goede nieuws, stipuleert Hij, dat is niet voor degenen die denken dat het hun toekomt. Gods profeten mijden vanouds het gezelschap van degenen die denken dat God vooral hun God is. Het gaat niet om jullie, maar om degenen die ook jullie eerder met donker dan met licht associëren, van wie ook jullie geloven dat zij gevaarlijk zijn en strak in de teugels moeten worden gehouden, desnoods zelfs in de boeien geslagen. Het gaat om degenen die jullie negeren omdat zij toch niets te bieden hebben. Hun Jeetje – is-t-ie nu helemaal gek?! Ze proberen hem het zwijgen op te leggen en hem in de afgrond te gooien, van de trotse heuvel waarop hun stad gebouwd is. Lucas sluit dan af met wat voor mij een van de meest beloftevolle zinnetjes uit de evangelies is: ‘Maar midden tussen hen door ging Hij zijn weg.’

Spreken over grenzen en grenzeloosheid in het licht van Jezus, dat is dus vragen om moeilijkheden – en vragen om moeilijkheden, dat is een beetje mijn specialiteit. Jezus gaat alle grenzen over en trekt grenzen waar je ze eigenlijk wel een beetje vermoedt, maar zeker niet wilt.

Politici en bestuurders lopen aan tegen de toenemende onwil, of misschien wel het groeiend onvermogen van mensen zich grenzen te laten stellen zichzelf grenzen te stellen. Hoe kun je zorgen dat waar dat nodig is hulp wordt verleend als uitgaanspubliek ambulancepersoneel aanvalt; hoe kun je gemeenschapsvoorzieningen in stand houden als iedereen er alleen zoveel mogelijk van wil profiteren en er zo min mogelijk aan wil bijdragen? Hoe kun je criminaliteit bestrijden als onze grootste bank niet bijdraagt aan het tegengaan van het witwassen van geld? Maar Jezus gaat midden tussen ons door zijn weg. De tegendraadse boodschap die Hij in de synagoge van Nazaret uitspreekt en die Hij in zijn leven belichaamt, vatte paus Franciscus op 24 september 2015 voor het Amerikaanse congres zo samen: ‘als wij zekerheid willen, moeten wij zekerheid geven; als wij leven willen, moeten wij leven geven; als wij mogelijkheden willen, moeten wij mogelijkheden beschikbaar stellen.’[1] In deze lijn: als wij grenzen willen, zullen wij ons moeten laten begrenzen.

Op 1 september konden wij Jeroen Dijsselbloem op de televisie horen zeggen, bij gelegenheid van het verschijnen van zijn boek De Eurocrisis[2]: ‘We hebben enorm veel gevraagd van de Grieken aan hervormingen. Te veel’ En: ‘Het dal waar Griekenland doorheen is gegaan, is zo diep geweest, dat je het geen succes kan noemen.’ Helemaal waar wat mij betreft, maar ik vraag mij in gemoede af hoe het nu toch komt dat Dijsselbloem dit niet zag toen hij in 2015 minister van financiën was en voorzitter van de Eurogroep. Of wist hij het wel maar vond hij het beter dat één economie sterft dan dat er een hele Europese Unie vernietigd wordt – ik vertrouw erop dat u de toespeling herkent (vgl. Joh. 11,50). Zoals ik er ook op vertrouw dat u niet simpelweg denkt: inderdaad, Jeroen, foei!, maar dat u voor u geestesoog iemand in het zand ziet schrijven en u vreest dat Hij straks die overbekende oproep zal doen en u net als ik weet dat u dan geen steen zult kunnen gooien (vgl. Joh. 8,7-9). En dat u zich daar bij voelt alsof er een steen naar u is gegooid. Die doel heeft getroffen.

Jezus kan geen beleid funderen, je geen culturele identiteit geven. Hij biedt geen wereldbeeld met duidelijke indelingen en onderscheidingen. Uitgerekend Paulus, die zo vaak wordt verweten de levende Geest van Jezus te hebben omgevormd tot een dode religieuze structuur, schreef over Jezus’ impact:

wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitgekozen; wat niets betekent koos Hij uit, om teniet te doen wat wel iets betekent (1 Kor. 1,27-28).

Kortom – een permanente revolutie. Ik deel de conclusie van de Iers-Engelse literatuurwetenschapper Terry Eagleton, die schrijft:

Het Nieuwe Testament heeft weinig of niets te zeggen over verantwoordelijk burgerschap. Het is helemaal geen ‘beschaafd’ document. Het geeft geen blijk van enthousiasme voor sociale consensus. (…) Wat het toevoegt aan de huis-tuin-en-keuken moraal is niet een of andere bovennatuurlijke onderbouwing, maar het hoogst ongemakkelijke nieuws dat onze vormen van leven radicaal moeten oplossen en herboren moeten worden als rechtvaardige en barmhartige gemeenschappen.[3]

Eagleton is – ik kan het niet nalaten te zeggen – de lessen die hij in de jaren zestig bij de dominicanen in Oxford heeft genoten nooit vergeten.

4.

Dat onze vormen van leven radicaal moeten oplossen en herboren moeten worden als rechtvaardige en barmhartige gemeenschappen: het impliceert geen grenzeloosheid, het stelt grenzen. Grenzen aan onze cultuur, bijvoorbeeld, grenzen aan de strijd voor het behoud van onze cultuur. Terzelfder tijd doorbreekt het grenzen. De grens bijvoorbeeld tussen de verhalen die wel en niet een plaats krijgen in het beeld wat wij van onze samenleven hebben. Wat bijvoorbeeld te denken van de situatie van Mohammed, – en met weinig aanpassing kun je ook de naam van Michelle of Kevin invullen. Doet deze situatie mee als we beraadslagen over onderwijs, spreken over eigen verantwoordelijkheid, over toekomst van onze kinderen?

De ouders (…) staan haast buiten de Nederlandse samenleving en kunnen hem nauwelijks ondersteunen. Mohammed is bijna stuurloos als hij moet ‘kiezen’ (voor een vervolgopleiding, een richting, een uitstroomprofiel) en kijkt op cruciale momenten naar wat toevallige vriendjes doen. (…) Van zijn school krijgt hij nauwelijks enige steun … Zelf vraagt hij niet om steun. Zo komt hij in een afdeling van het vmbo terecht die niet bij zijn toekomstperspectief past. Hij verlaat het vmbo voortijdig en zit ziek thuis.

Ziek van de stress.[4]

Wat niets betekent koos Hij uit, om teniet te doen wat wel iets betekent: dit verhaal vraagt niet zozeer om beter beleid maar stelt een grens aan elk beleid. Het verbiedt in abstracties te spreken over levens van kinderen, levens van mensen. Het verbiedt beleid te maken voor mensen die niet bestaan, voor papieren situaties, en vervolgens het vinden van de oplossingen voor de problemen die zo ontstaan aan degenen over te laten die aan het beleid onderworpen zijn. Ik hoor hier Jezus, die midden tussen ons door zijn weg gaat en de ongemakkelijke boodschap blijft uitdragen dat onze vormen van leven radicaal moeten oplossen en herboren moeten worden als rechtvaardige en barmhartige gemeenschappen. Hier echoot: ‘De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeert u en heb geloof in de Goede Boodschap’ (Mc. 1,15)?

Onze samenleving wil zo graag grenzen stellen dat zij zichzelf geen grenzen meer laat stellen. Wij weten elkaar aan te praten dat we geen grens overschrijden wanneer we ervoor betalen om mensen die naar ons onderweg zijn onder mensonterende omstandigheden op te laten sluiten. Laten wij de dingen bij de naam noemen: ze krepperen en verhongeren, ze worden verkracht, gemarteld en afgeperst. Iedereen kan weten wat er in de kampen in Turkije, maar vooral in Libië gebeurt: de unhcr klaagt de situatie regelmatig aan en Amnesty International heeft er uitvoerig over gerapporteerd.[5] Wordt hier geen grens getrokken?

6.

In de Verenigde Staten wordt tijdens de ophef over een president die doelbewust jonge kinderen van hun ouders laat scheiden en laat opsluiten in kooien, geregeld verwezen naar een verhaal uit 1973 van de dit jaar overleden schrijfster Ursula LeGuin. Dit verhaal, dat op veel Amerikaanse scholen gelezen wordt, is getiteld ‘Degenen die weglopen uit Omelas’, The Ones Who Walk Away from Omelas. Omelas is een sprookjesachtig stadje waar alles goed is en in harmonie. Dit blijkt echter afhankelijk van het feit dat ergens verborgen in een klein keldertje een kind gevangen wordt gehouden. ‘Het lijkt ongeveer zes, maar het is bijna tien’, zo word verteld. Misschien is het gehandicapt geboren, misschien is het gek geworden van angst. Het kan zich nog het zonlicht herinneren en de stem van zijn moeder, en af en toe smeekt het te worden vrijgelaten: het zal heus echt lief zijn. Iedereen in Omelas weet van dit kind, maar iedereen weet ook dat hun geluk en de schoonheid van hun stad, dat de tederheid van hun vriendschappen en de gezondheid van hun kinderen, dat de wijsheid van hun geleerden, het vakmanschap van hun handwerkers, en zelfs de overvloedigheid van hun oogsten en mildheid van het klimaat afhankelijk zijn van de ellende van dit kind. Als zij er voor het eerst over horen zijn zij verontwaardigd over zijn lot, maar gaandeweg leren zij het noodgedwongen accepteren.

Maar af en toe, zo schrijft LeGuin, gaat er een puber niet terug naar huis als zij of hij het kind in zijn keldertje heeft gezien. Soms valt iemand die al veel ouder is een paar dagen stil en verlaat dan het huis. Zij of hij begint te lopen en loopt Omelas uit, het onbekende duister in. Waarnaar ze op weg zijn zegt LeGuin niet te kunnen beschrijven. ‘Maar ze schijnen te weten waar ze heen gaan, degenen die weglopen uit Omelas’, is haar laatste zin.[6] Zij weten zoals wij dat volgens mij in ons hart allemaal weten, dat er niet te leven valt waar het hartverscheurende huilen, het aanstootgevende en ondanks alles maar niet te stoppen roepen van dit kind genegeerd wordt. Niet in beleid dat het ongemak van dit roepen ook in onszelf probeert te compenseren, maar in dit roepen kondigt zich het waarachtige geluk aan. Naar deze situatie denken zij op weg te gaan, degenen die weglopen uit Omalas. Zelfs, zo durf ik te beweren, als ze feitelijk op weg zijn om zich bij is te melden.

Je zou even kunnen denken dat ze Jezus achterna lopen: ‘Midden tussen hen door ging Hij zijn weg’. Maar er staat in het evangelie niet: ‘Midden tussen hen door ging Hij weg’! Het is wat mij betreft deel van de crisis van onze cultuur dat wij niet meer kunnen of willen begrijpen hoe logisch dat zou zijn geweest. Jezus’ leerlingen begrepen dat maar al te goed: als zij samen met hun meester op weg zijn naar Jeruzalem en een dorp ze niet wil ontvangen, vragen zij: ‘Zullen wij vuur uit de hemel afroepen om hen te vernietigen?’ (Lc. 9,54). Maar Jezus wil er niets van weten. In plaats daarvan stuurt Hij de zijnen willens en wetens uit ‘als lammeren onder wolven’, kwetsbaar en zonder enige bescherming (Lc. 10,3-4). En daardoor waarachtig horend en waarachtig sprekend: afgelopen zondag lazen we volgens het rooms-katholieke lectionarium het verhaal over een bezetene die doofstom was en die Jezus openmaakt: effata, ‘ga open!’ (Mc. 7,34). Zelden was een evangelietekst naar mijn gevoel zo actueel en als u het mij toestaat zou ik vanmorgen willen bidden dat er vingers in onze oren worden gestopt en wij uit onze zelfopgelegde doofheid worden bevrijd; dat onze tongen worden aangeraakt met goddelijk speeksel en spraakwater, en dat wij opnieuw de waarheid weten te zeggen, de dingen bij name weten te noemen.

Vandaag is echter het feest van de Kruisverheffing en lezen wij in het Johannesevangelie Jezus’ uitspraak dat God de wereld zozeer liefheeft dat Hij zijn eniggeboren Zoon er voor weggeeft (Joh. 3.16) en komende zondag horen wij van de ruzie tussen Jezus en Petrus over hoe je Gods Gezalfde bent en zegt Jezus dat wie zijn leven wil redden, het zal verliezen (Mc. 8,35). Jezus loopt niet weg van Omalas, Hij wordt het kind in de kelder, spreekt in het roepen wat wij niet horen, is nabij aan de wonden die wij niet zien en ons uiterste best doen niet te voelen.

8.

Een voorbeeld? Met trots constateren wij keer op keer dat Nederlandse kinderen en jongeren tot de gelukkigste van de wereld behoren. Dat wijst onderzoek gestadig uit. Tegelijkertijd weten wij dat het gevoel voortdurend onder druk te staan, alcohol- en drugsgebruik, psychische klachten, het gebruik van psychofarmaca en het aantal gevallen van burn-out en zelfdoding onder jonge mensen snel toenemen. Hier verbergt zich een wond, zou ik zeggen. Die kun je negeren en je uitputten in preventiemaatregelen, programma’s gericht op vroegsignalising, het aanspreken van ouders en scholen en sportkantines op hun verantwoordelijkheid, het aanbieden van mindfulness-cursussen en wat al niet. De wond ontkennen door hem heel dik te verbinden. Zo doen wij dat in Nederland: nooit een acuut probleem, maar de ene maatregel na de andere om dat zo te houden.

Raak in plaats daarvan de wonden aan, zeg ik de Tsjechische theoloog en priester Tomáš Halík na. Daarin verbergt zich onder ons het koninkrijk van God dat in onze wereld het koninkrijk van het onmogelijke is, maar van waaruit alles zal worden herschapen – grens en grensoverschrijding tegelijk.[7]

Met die wonden heeft God zich in Jezus verbonden, uit die wonden komt onze redding, in het contact met die wonden schuilt niet alleen de genezing van degenen die er direct aan onderdoor dreigen te gaan, maar van onze hele samenleving. Wie zijn politieke en bestuurlijke leven verliest omwille van het evangelie, die zal het redden: het spijt mij zeer, maar gemakkelijker kan ik het u vanochtend niet maken.

‘Midden tussen ons door ging Hij zijn weg’: ik hoor dat als een belofte. Steeds weer de kans om te beginnen met hem mee te lopen. Ik bid ons toe dat iedereen deze kans ziet en deze kans te baat neemt. We zouden elkaar hoop geven in plaats van elkaar te verschijnen als hindernissen voor een waarachtig goed leven. Met andere worden, wij zouden in elkaar weer de grenzen zien die erom vragen geëerbiedigd te worden.

Erik Borgman, Tilburg University

——————————————-

[1] Paus Franciscus, toespraak tot de gemeenschappelijke vergadering van Huis en Senaat van het Amerikaanse parlement (24 sept. 2015) < https://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=6076 >.

[2] J. Dijsselbloem, De Eurocrisis: Het verhaal van binnenuit, Amsterdam: Prometeus 2018.

[3] T. Eagleton, Culture and the Death of God, New Haven: Yale University Press 2014, 207-208.

[4] D. van de Koot-Dees/R. Rodrigues/J. Terwel, ‘Ik dacht: “Ik ga gewoon naar de

middelbare school”: Over de betekenis van hulpbronnen in de schoolloopbaan van leerlingen’, Pedagogiek 31 (2011) 134-154, hier 148. Het gaat hier om een voorstudie voor een boek van dezelfde auteurs: Tussen afkomst en toekomst: Case studies naar de schoolloopbanen van leerlingen van 10-21 jaar, Antwerpen/Apeldoorn: Garant 2011. Zij zetten het onderzoek voort in ‘Die droom heb ik nog steeds’: Schoolloopbanen en levensverhalen van jongeren in een diverse samenleving, Antwerpen/Apeldoorn: Garant 2018.

[5] Libya’s Web of Collusion: Abuses against Europe-bound Refugeers and Migrants, Dec. 2017 <https://amnesty.app.box.com/s/3pcylmcyss5ojcpt8cvfml8ie8jpaakd/file/253968698583>.

[6] De integrale Engelse tekst is te vinden op <http://www.mccc.edu/pdf/eng102/Week%209/Text_LeGuin%20Ursula_Ones%20Who%20Walk%20Away%20From%20Omelas.pdf>.

[7] T. Halík, Raak de wonden aan: Over niet zien en geloven, Utrecht: Boekencentrum 2018 (te verschijnen; origineel 2008).