Grenzeloosheid en het Weten van grenzen.

Ooit hoorde ik een verhaal[1] over een koning die drie zonen had:  de tweeling Goderik en Roderik, en hun jongere broertje Rik. Wie zal de koning opvolgen: de heerszuchtige Goderik, de hebzuchtige Roderik, of de naïeve Rik, die dol is op spelen en zwemmen? De koning bepaalt op zijn sterfbed dat alle drie zijn zonen koning zullen zijn en hij laat hen beloven dat ze het land eerlijk zullen verdelen. De heerszuchtige Goderik eigent zich het Noorden toe, want dan zitten zijn broers in ieder geval geografisch ónder hem. De hebzuchtige Roderik neemt het Zuiden, het rijkste deel van het land. Zo blijft voor Rik het midden over en als hij dat eindelijk heeft gevonden, blijkt het niet meer dan een smalle strook niemandsland met een meertje te zijn. Aan weerszijden zit hij tussen de streng bewaakte, bergachtige grenzen van Goderik en Roderik, het Noorden en het Zuiden. Al snel blijkt dat Rik een koning van niks is, die van het regeren weinig terecht brengt. In het dal wordt voornamelijk plezier gemaakt.

Na verloop van tijd ontdekken jongelui uit het Noorden, die onder koning Goderik gebukt gaan onder zeer begrenzende regels, een sluipweg naar het dal. Ook de jongelui uit het Zuiden, die zwaar te lijden hebben van  prestatiedwang en studiestress en witwassende banken, komen in het geheim de hele zomer uitblazen in het dal van Riks, koning van niks, rijk van plezier. Ze blijven steeds langer hangen, totdat beide systemen in het Noorden en in het Zuiden van binnenuit zijn uitgehold. En het merkwaardige is, dat ik niet meer weet hoe het nu afliep met de mensen in het dal.  Zouden de jongelui van toen ouders geworden zijn die, wars van elke autoriteit in de opvoeding, een nieuwe generatie voortbrachten die door de onderzoekers van Motivaction nu De Grenzeloze Generatie wordt genoemd?[2] Het beeld dat uit hun onderzoek opduikt is niet rooskleurig: een intens levende generatie, gefascineerd door uiterlijk, de kick van events, opgevoed in louter voorspoed. Hun vrijheid wordt niet beperkt en hun ouders stellen geen grenzen. Er vindt geen oefening plaats in de deugden van zelfbeheersing, geduld en opofferingsgezindheid. Beschaving als uitstel van behoeftebevrediging wordt weinig aangetroffen. Er ontstaat een collectieve, nooit eindigende onvolwassenheid, die soms resulteert in lamlendigheid, drankmisbruik, schuldenproblematiek en agressief gedrag op straat.

Of is dit wel een zeer eenzijdig beeld van de jongeren als grenzeloze generatie en moeten we er minstens een heel ander beeld tegenaan leggen? Dat beeld rees voor mij op uit een serie debatten onder jonge zeer getalenteerde millennials. Onder leiding van de politiek filosoof Michael Sandel,  uitgezonden door de Humanistische omroep, discussieert een nieuwe generatie studenten en professionals met elkaar. Over hen ben ik eigenlijk heel hoopvol gestemd ben, juist omdat zij zo diep ethisch willen nadenken over hun toekomst in samenhang met die van de aarde. Maar in hun debat draaide het toch verbazend vaak uit op de vraag: maar je mag elkaar toch niets voorschrijven? De grenzeloosheid die enerzijds door hen gezocht, en anderzijds gevreesd wordt, heeft vooral betrekking op de vraag: wie kan ons de grenzen aangeven? Wie zal mij zijn of haar moraal opleggen? Dat moet iedereen toch voor zichzelf weten? Voorzichtig trok ik de conclusie dat deze millennials niet grenzeloos willen zijn maar de grote vraag stellen wie de grenzen mag aanwijzen.[3]

Wat heb ik de generatie van de millennials te verwijten als ik zie dat mijn generatie als workaholics werkweken van vijftig, zestig uur draait? Een deel van mijn generatie is grenzeloos in het maken van overuren – anders kun je niet interessant meepraten. Dat deel van mijn  generatie moet daarom ook weer zo grenzeloos genieten en grenzeloze airmiles wegvliegen in conferenties en vakanties. Droomt mijn generatie niet van grenzeloze levens die in principe geen enkel teken van verval of eindigheid zullen kennen?

Aan Freud wordt de uitspraak toegeschreven dat goede ouders grenzen stellen, omdat hun liefde grenzeloos is. Wel, dat stelt ons de vraag of wij goede ouders hadden, gezien ons gedrag. Het stelt ons ook de vraag of wij goede ouders of opvoeders of leraressen zijn voor de nieuwe generatie.

Grensoverschrijding

Misschien zouden we wel beter met onze grenzen en grensbepalingen omkunnen gaan, als we beter zouden weten wie we zelf zijn. Tot nu toe heb ik vrij onbekommerd van een ‘wij’ gesproken, maar is er wel zoiets als een ‘wij’? En bestaat dat bij de gratie van de afgrenzing van het niet-wij? Onder invloed van globalisering wordt het concept van grenzen steeds vaker losgeweekt van een bepaald geografisch gebied. Grenzen hebben steeds meer betrekking op verschillen tussen mensen. Alles waarin mensen zich kunnen onderscheiden, kan tot grens gemaakt kan worden: huidskleur, scholing en diploma’s, leeftijd, sekse en seksuele geaardheid, taal en tongval en bezit. En overal waar mensen zichzelf of anderen reduceren tot slechts één van die identiteitsvormende aspecten bestaat de kans dat we de grens verabsoluteren of hermetisch sluiten.

Enkele actuele voorbeelden van grenzen kunnen dat verabsoluteren van grenzen illustreren. De filterbubbel van onze tijd, waardoor we via sociale media ons louter laten bevestigen in de mening, de smaak en de voorkeur die we reeds hadden, is een grens die net zo sterk gevoeld en gekoesterd wordt als vroeger de verzuiling. Die verzuiling gaf duidelijke begrenzingen aan: hier hoor je bij en zo doen wij de dingen. De gesegregeerde informatiebubbels vormen de digitale verzuiling van nu.

Een scherpe grens is toch vooral ook de opleiding: mensen met hbo en wo worden gemiddeld ouder, blijven gemiddeld langer gezond, zijn minder vaak werkloos.[4] Ik voeg me graag en met overtuiging in de politieke correctheid om te spreken van praktisch en theoretisch opgeleiden, maar wie die feiten ziet, wil zijn of haar kind toch wel graag aan de goede kant van de grens zien.

Eén van de meest diep insnijdende afgrenzingen die tussen mensen een rol speelt, is die van de zuiverheid en de onzuiverheid. De ander is vast niet zo zuiver in de betekenis van hygiënisch als ik. De andere groep is niet zo zuiver in de leer als wij. Zuiverheid is een gevaarlijk goedje, zoals uit de donkerste dalen van onze geschiedenis kan worden geleerd. Zuiver bloed en racisme, zuiver Nederlanderschap en nationalisme: ons morele kompas moet uitslaan naar de gevarenzone zodra we in de buurt van een roep om zuiverheid komen. Het lijkt me niet voor niets dat er nogal wat evangelieverhalen worden doorgegeven die de scheiding tussen zuiver en onzuiver, – ik denk aan melaatsen en mensen die overmatig bloed vloeien of het aanraken van doden – bevragen en doorbreken.

Elke grens is in principe overschrijdbaar, hetzij door uitnodiging, hetzij door uitwisseling, hetzij door geweld. Bij elke grensoverschrijding komt dus de vraag op naar harmonie of conflict, vrede of oorlog, delen of verdelen, doorlaten of tegenhouden. De meest rigide begrenzing is het concentratiekamp en de meest rigoureuze ontgrenzing is een tochtige plek, zonder taal, zonder landkaart, zonder identiteit en zonder recht of plicht. Beide zijn inhumaan, de rigide begrenzing en de rigoureuze ontgrenzing. Beide vormen het extreme tegenbeeld van wat met menselijke grenzen wordt beoogd: grenzen dienen menselijke vrijheid te beschermen en te cultiveren.

Bij grensoverschrijding ontdekken we dat mensen zelden in een waarlijk symmetrische verhouding tot elkaar staan. De meeste verhoudingen zijn asymmetrisch. De grens ligt dus niet alleen als een rol prikkeldraad op de grond tussen mensen, maar ook als een plafond tussen ‘mensen van boven’ en ‘mensen van beneden’.

Grenzeloze veiligheidsbehoefte

Grenzen die de vrijheid beschermen en cultiveren, bieden ware veiligheid. Maar als we wat verdere dieptepeilingen in onze huidige samenleving verrichten, vermoeden we dat we zijn doorgeslagen in die enorme veiligheidsbehoefte. De gulzige veiligheid waarnaar wij vaak streven uit zich in categoriseringen: die met hun witte wijn op de zeilboot enerzijds en die met hun pilsje op de campingstoel voor de voordeur anderzijds, zij zoeken veiligheid bij elkaar en beschermen zich tegen de ander. Alles waarmee we zelf onze identiteit hebben opgebouwd, bijeenverteld en samengesprokkeld, kan ook tot afgrenzing van de ander gemaakt worden. Iedere mens, iedere groep heeft afgrenzing nodig. Het punt is, dat die afgrenzing grenzeloos wordt.

Want wat gebeurt er wanneer we in onze behoefte aan veiligheid de grenzen gaan vergrendelen en bewaken? In mijn eerste baan in 1986 ging ik veel mensen thuis opzoeken. En steeds vaker werd ik geconfronteerd met camera’s bij de voordeuren van gewone woonhuizen. Als een soort Erik Engerd stond ik dan in het oog van die camera te staren voordat er werd opengedaan. En ik ontdekte dat de mensen die dergelijke apparatuur aanschaften, avond aan avond keken naar het soort programma’s als Opsporing Verzocht en Opgelicht. Een koesteren van eigen onveiligheidsgevoelens waartegen men zich moet verschansen. Ruim 30 jaar later zijn die camera’s volkomen geaccepteerd en lijken de gevoelens van onveiligheid sterk uit de pas te lopen met de werkelijke onveiligheid in de buurt.

Welnu, die bevrediging van een té grote veiligheidsbehoefte is precies wat de Franse filosoof Ricoeur noemt als de aanhechtingsplaats van het kwaad. De te grote veiligheidsbehoefte en constante bevrediging van die veiligheidsbehoefte roept een voortdurend verdedigingsmechanisme in ons op. En daarin nemen we nooit genoegen met de getroffen maatregelen, we verschansen ons en als het nodig is gaan we zelfs tot de aanval over. Teneinde niet bezeerd te worden, bezeren we anderen, we zijn ze voor, in een steekspel van woorden. Teneinde nergens voor aangeklaagd te kunnen worden, bevatten onze accountantsrapporten dertig pagina’s van disclaimers.  Ricoeur zegt: het kwade hecht zich aan onze kwetsbaarheid, onze fragilité, die we koste wat het kost willen bestrijden. Tegen onze kwetsbaarheid zetten we alles in, zodat we ons maar veilig voelen. De grote drie ellendelingen, de wortels van het kwaad, namelijk hebzucht, heerszucht en eerzucht, komen steeds weer om de hoek kijken als we ons willen beschermen tegen gebrek, tegen pijn, tegen de afgang en het gezichtsverlies. Het boze hecht zich aan het broze: we accepteren ten diepste onze broosheid niet en verzetten ons met hand en tand tegen de voortdurend loerende onveiligheid. Maar dat verzet loopt uit de hand, dat verzet wordt onmatig, et voilà de grenzeloosheid.[5] Die grenzeloosheid uit zich als hebzucht in de economische sfeer, als heerszucht in de in de politieke sfeer en als eerzucht in de culturele sfeer. En van deze laatste hebben wetenschappers misschien wel het meeste last als zij toegeven aan de grenzeloze publicatiedrang en -dwang.

Zijn de grenzen, die wij hanteren, grenzen die een dam opwerpen tegen geweld, of veroorzaken de grenzen die wij hanteren nieuw geweld? We moeten onze eigen begrenzing kennen en grenzen van de ander accepteren. En tegelijkertijd ligt daar een grote kluwen aan vragen. Want als deze tijd iets met ons doet, dan is het wel roepen om onze eigen grenzen te verkennen en om onze eigen grenzen over te gaan. Digitaal zijn de mogelijkheden feitelijk onbegrensd. De stroom van technische kennis, de geldstroom van het internationale bankwezen, de stroom van ideologieën, alles is grenzeloos. De vraag is dus hoe je je grenzen hanteert. Dat geldt voor individuen en collectieven. We kunnen grenzen hanteren om alles wat vreemd is buiten te sluiten. We kunnen ook grenzen hanteren om een veilige haven te garanderen voor mensen die werkelijk in zeer onveilige situaties leven, zoals je een safe house inricht voor vrouwen en soms mannen en kinderen die een gewelddadige thuissituatie kennen.

Degenen die de grenzen markeren en vaststellen, zijn meestal ook degenen die heersen. Grensmarkering vergt macht. Ons denken dient een gesitueerd denken te zijn in die zin dat we elke grens bevragen: hoe komt die grens tot stand, wie heeft er baat bij, wie heeft er last van? Evenzo gaat grensoverschrijding en grensoverschrijdende communicatie gepaard met macht. Een westerling met een portefeuille vol creditcards, zal gemakkelijk grensoverschrijdende bewegingen kunnen maken. Iemand die toegang heeft tot allerlei informatiebronnen en tevreden vaststelt dat zijn of haar netwerk zo deftig progressief veelkleurig is samengesteld, zal de wereld als een global city kunnen ervaren. Voor een ongeletterde vrouw in grote delen van Afrika en Azië daarentegen bestaat de wereld vrijwel geheel uit grenzen, traditionele en moderne, sociaaleconomische, talige, seksuele en religieuze. Wie heeft hier de grenzen aangegeven, wie is hier aan het woord en bewaakt of overschrijdt de grenzen, welke Goderikken en Roderikken hebben hier de hand in, wie verbeeldt wat aan gene zij de van de grens is? Wie vertelt mij hoe overheerste en kleingemaakte mensen denken over zichzelf, over hun grenzen, over de wereld en over God?

Erkenning van broosheid

Maar macht heeft ook de andere kant: de kracht van protest, de kracht van het verzet, de power van gemeenschappen die hun krachten bundelen om grenzen te verleggen. We hebben plekken nodig in de samenleving waar mensen met elkaar omgaan die niet van dezelfde soort zijn, niet OSM Ons Soort Mensen. Als ik het even aan het tv-kijkgedrag mag koppelen: mensen die nooit een tv in huis gehad hebben, omdat dat niet strookte met religieuze opvattingen, jonge mensen die nooit meer aan tv beginnen omdat ze alles beter en sneller naar eigen smaak op internet vinden, mensen die alleen maar publieke omroep kijken en mensen die alleen maar commerciële zenders zien. Is er een plek waar die vier kijkergroepen elkaar ontmoeten? Die plekken kunnen alleen maar bestaan als we onze eigen broosheid erkennen en herkennen. Die plekken kunnen alleen maar bloeien als we ons niet grenzeloos met hand en tand tegen die broosheid verzetten. We kennen kerken en scholen, moskeeverenigingen en buurten waar dat gebeurt, waar mensen in de eerste plaats leren zichzelf te begrenzen qua hebzucht, heerszucht en eerzucht. Zij leren zichzelf te begrenzen in hun oneindige zucht naar zelfbevestiging en zelfbeveiliging. Ze hebben morele voorbeelden van mensen die van zichzelf afzien. Die van zichzelf en van de anderen het broze eerbiedigen. Die van de broze mens zeggen: zie, het was goed. Zie het is goed.

Ten slotte: misschien weet ik toch wel hoe het verhaal afloopt van die spelende mensen in het dal van koning Rik, de koning van niks. Ik heb dat geleerd van de jonge mensen uit verschillende continenten, die onlangs  de pelgrimage hebben gelopen van de Wereldraad van Kerken en die na afloop vertelden dat plezier niet met het grenzeloze, maar met rechtvaardigheid gepaard gaat. Justice and Joy was hun leuze geworden. In een dal van justice and joy wil ik ook wel wonen.

Mechteld Jansen rector Protestantse Theologische Universiteit (PTHU)

————————————————————————–

[1] Vrij verteld naar het sprookje Krik van Miep Diekmann, Den Haag: Leopold 1989. https://docplayer.nl/16909271-Over-grenzen-de-betekenis-van-miep-diekmann-voor-de-jeugdliteratuur.html

[2] Frits Spangenberg en Martijn Lampert, De Grenzeloze Generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders, Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2009; Frits Spangenberg en Martijn Lampert, De Grenzeloze Generatie en de onstuitbare opmars van de BV Ik, Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2011.

[3] Sandel roept in zijn werk en door deze zeer knappe didactische gesprekken de vragen naar grenzen op, zie bijv. Michael J. Sandel, What Money Can’t Buy: The Moral Limits of Markets, New York: Farrar, Straus and Giroux 2013.

[4] CBS: Hoog & laagopgeleid: tweedeling? https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2017/07/tweedeling-hoog-en-laag-opgeleid-

[5] Paul Ricoeur,  l’Homme Faillible, Paris: Aubier 1960, 127 vv, zie ook H. Opdebeeck, ‘De institutionele vermiddeling van de vrijheid bij Paul Ricoeur’, in Paul Ricoeur, Het probleem van de grondslagen van de moraal, Kampen: Kok Agora 1995, p. 74.